Na het maken van een tabel, kunnen we rijen invoegen met behulp van een INSERT-instructie.

Hieronder volgt de algemene syntaxis van een INSERT-instructie:

INSERT INTO table_name (column1, column2, column3, ...)
VALUES (value1, value2, value3, ...);

In de bovenstaande syntaxis verwijst table_name naar de naam van de tabel waarin we een rij willen invoegen.

De volgorde van waarden (value1, value2, value3, ...) moet dezelfde zijn als de volgorde van de kolommen die zijn gespecificeerd bij (column1, column2, column3, ...).

Bijvoorbeeld:

INSERT INTO students (first_name, second_name, age) VALUES ('John', 'Doe', 24);

// OR

INSERT INTO students (second_name, first_name, age) VALUES ('Doe', 'John', 24);

// OR

INSERT INTO students (age, first_name, second_name) VALUES (24, 'John', 'Doe');

// etc

Demonstratie:

Tip:

Er is een kortere syntaxis voor het invoegen van rijen in een tabel:

INSERT INTO table_name VALUES (value1, value2, value3 …)

Bijvoorbeeld:

INSERT INTO students VALUES ('John', 'Doe', 24);

In dit geval moet de volgorde waarin de waarden worden vermeld dezelfde zijn als de standaardvolgorde van de kolommen.

Het verschil tussen de gebruikssituaties van de twee syntaxis die we hebben verkend, zal duidelijker worden in de latere hoofdstukken.